Schaatsplezier
Zodra er in het weerbericht wordt gesproken over een beetje vorst, gaat Nederland een beetje op tilt.
Een deel van Nederland krijgt last van schaatskoorts, als gebruiker van de ijsijzers, of als ondernemer die er rekening mee houdt dat hij een extraatje kan verdienen door de verkoop/het onderhoud van diezelfde ijsijzers.
En zodra het weerbericht zo ver gaat om te spreken over strenge vorst, ja dan, dan krijgt heel Nederland last van de E-koorts. Nee, niet Ebola, Elfstedenkoorts.
Begrijpelijk en al heb ik zelf nooit enige ambitie in die richting gehad, zodra er serieus wordt gedacht aan een Elfstedentocht, ja, dan begint mijn bloed ook te kriebelen en hunker ik naar ieder journaal of weerbericht alsof ik daar van moet leven.
Helaas was daar deze winter geen sprake van, maar we hebben kunnen schaatsen. Ik zeg wel ‘we’, maar eigenlijk bedoel ik zij of jullie.
Toen ik de foto’s zag die mijn dochter had geplaatst op sociale media dacht ik met gepaste weemoed terug aan mijn jeugd die ik daar had doorgebracht. Ook ik schaatste op die mooie grachten rond het schitterende vestingstadje Naarden.
Helaas niet op zulke goede schaatsen, wij moesten het doen met Friese doorlopers. Daar was ik eerlijk gezegd niet echt goede vriendjes mee. Het was best een klus om die dingen aan je schoenen of laarzen vast te maken, zo strak dat ze bleven zitten, maar wel weer los genoeg om je voeten niet af te sluiten van iedere bloedtoevoer. En dat moest je doen met vingers die half bevroren als je je handschoenen uit deed, of met je gebreide handschoenen aan, waardoor je nauwelijks grip had op die irritante touwtjes van de Friese doorlopers.
Maar als ik die ondingen eindelijk aanhad dan kraste ik heerlijk op het ijs met mijn broers en zusje, met vrienden en buren, allemaal bekenden en natuurlijk ook wat volk van buitenaf. Ongekend mooi, vooral als de zon scheen was het hier een paradijs.
En het was helemaal leuk als een ouder buurmeisje kwam schaatsen met haar vriend. Dan bleef ik dichtbij haar, dat was gezellig, maar zij had ook geld voor een frietje bij de kraam die er altijd kwam staan als het schaatsweer was. Die heerlijke geur van versgebakken patat waar wij als kind geen geld voor hadden. Een zeldzame traktatie voor ons. Maar tegen de tijd dat mijn buurmeisje alleen wilde zijn met haar vriend op het ijs, bood ze me een zakje goudgele patat aan en dan kon zij weer verder, iedereen blij.
Je moest wel thuis zijn voor het donker, zonder horloge moest je dus goed opletten op de andere schaatsers. Als er steeds minder mensen op het ijs rondzwierden werd het tijd om zelf ook je ijzers onder je schoenen uit te worstelen. Ook een gigantische klus. De touwtjes die eerst niet vast wilden blijven zitten hadden nu geen zin meer om elkaar los te laten. Net zoiets als ‘ik wil niet naar bed, maar als je er eenmaal in ligt wil je er ook niet meer uit’. Zulke touwtjes dus. Je vingers waren allang gevoelloos door de kou in handschoen die nat waren door het vallen op het ijs. De touwtjes zaten vastgevroren door de sneeuw die erin was gekropen. Om een geliefd woord van een Belgische vriendin van mij te gebruiken: amai!
Het was dus wel verstandig om weg te gaan voor alle volwassenen of sterke jongens waren vertrokken. De kans was groot dat je hulp nodig had. Maar als peuteren niet lukte, probeerde je eerst nog of je voeten door de kou genoeg waren gekrompen om deze uit de schoen of laars te trekken, uiteraard bleef dan ook je sok daarin steken. Maar als het lukte kon je de schoen of laars soms genoeg verbuigen om de schaats er van af te krijgen zonder de touwtjes los te maken. Dan kon je je schoenen weer aan doen en uitgeput en hongerig naar huis lopen. Dan had je ook zo’n trek dat je zelfs aanviel op bruine bonen.
Op een geven moment kreeg ik van mijn moeder haar oude kunstschaatsen, wow, nog steeds koude tenen, maar verder kon ik daar echt op schaatsen.
Ik heb ze nog liggen, op zolder, zielig en al jaren niet gebruikt. Want de laatste keer dat ik schaatste was een jaar of 8 geleden samen met mijn lief. Prachtig op de Oostvaardersplassen, ook een genot om daar over het ijs te mogen glijden. Mijn man had gezien dat er een prachtige baan was schoongeveegd door een paar ijverige zielen en ik zei dat hij maar vast vooruit moest gaan, ik moest even op gang komen. Nou, dat ging hem dus niet worden. Alles deed me pijn toen ik op mijn ijsijzers stond te wiebelen. Echt, mijn botten en spieren deden pijn op plaatsen waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. Nu helpt overgewicht daar natuurlijk niet bij, maar bovendien werkte de artrose door mijn hele lijf hand in hand met mijn fibromyalgie om het mij onmogelijk te maken om ook maar één rondje te schaatsen. Maar ik ben wel wat gewend en weet dat ik zon’n tien minuten door moet zetten en vaak lukt het dan wel. Ik worstelde, maar kwam niet boven. Op een gegeven moment moet je je nederlaag, hoe moeilijk ook, gewoon eerlijk toegeven. Mijn laatste tocht op het ijs werd zodoende een elfmetertocht waarover ik vijftien minuten heb gedaan. Ik was kapot.
Maar mijn lief had het reuze naar zijn zin en draaide gladjes rondjes op het ijs. Op mijn manier heb ik ook genoten, zonder ijzers die dwars door mijn voetzolen leken te snijden. Ik vind het heerlijk om mensen te bekijken en de omgeving was prachtig. Helaas kwam mijn Arend op een gegeven moment met een pijnlijk vertrokken gezicht naar me toe. Er was iets mis. Laten we eerlijk zijn, een man met griep is erger dan drie kinderen met griep, maar een gezicht dat vertrok van pijn, dan was er echt iets aan de hand. En ja, helaas, dat was ook zo. De een of andere lomperik schaatste lukraak tussen iedereen door en haakte met zijn schaats mijn lief onderuit. Ze vielen allebei, maar mijn arme manneke viel op de schaats van de lompe botterik en hij kneusde zo een paar ribben. Echt, als ik die pummel vandaag nog in mijn handen kreeg, had hij ook een paar gekneusde ribben. Van mijn lief moest iedereen afblijven.
Arend zou wel weer over die gekneusde ribben heenkomen, maar ik wist dat mijn schaatsen voorgoed in hun doos op zolder zouden blijven liggen. Ik nam daar afscheid van mijn schaatsjaren.
Maar als het nu dus van dat mooie schaatsweer is zoals afgelopen dagen, dan geniet ik evengoed hoor, voor al die blije schaatsers die met het zonnetje op hun ijsmuts over het ijs dweilen met allemaal een big smile op hun gezicht. Ik word daar zo blij van als ik andere mensen zie genieten. Gelukkig voor de eerste hulp afdelingen in de ziekenhuizen duurt zo’n schaatsweek hier in Nederland vrij kort.
Maar de rest van ons, we kunnen hier weer een hele tijd op teren.
Eigenlijk vind ik dat schaatsen ook hoort bij een inburgeringscursus voor buitenlanders die de Nederlandse status willen verkrijgen. In elke Nederlander hoort een schaatshart te kloppen.
Ik heb je schaatsverhaal gelezen. Een mooi geschreven stukje. Ik heb het op FB geplaatst
Leuk! Dank je.